In een goed half jaar is dit boek tot stand gekomen en dat ervaar ik als zeer bijzonder. Alle betrokkenen waren er natuurlijk al en iedereen had al zijn eigen ambitie, vaardigheden en geschiedenis, maar we hadden nog geen verbinding met elkaar. En zeker niet hierover.
Het was en voelde alsof alles meteen bij elkaar paste, na dat eerste telefoontje. Twee zeer gedreven en van elkaar verschillende mensen, die opeens warm lopen voor iets teers en kostbaars.
Want dat is dit boek wel geworden - teer en kostbaar - , omdat het onderwerp de briefschrijvers zò na aan het hart ligt. Als je dat niet zelf van nabij hebt meegemaakt, moet je volstaan met je eigen inbeelding, die per definitie tekortschiet. En uit die gevoeligheid komt ook de waarde van dit boek voort. Juist omdat zelfdoding nog een T-woord is (van taboe, eng, akelig, fout, verkeerd) hebben zij die ermee te maken krijgen ook dààr nog last van: zij zijn als het ware melaats. Mensen lopen – ook letterlijk, zo lezen we meerdere keren – met een boog om je heen en zwijgen de gebeurtenis èn de dode dood. In dit boek gebeurt dat niet, integendeel. De door zelfdoding overleden naaste heeft hier een naam en zijn of haar familielid krijgt uitgebreid de gelegenheid om aan de eigen gevoelens en ervaringen woorden te geven. Om aan de wereld te vertellen hoe verdrietig en wanhopig en woedend je kan zijn. En hoe er (weer) sprake kan komen van begrip, respect, hoop. En van liefde. Daarmee is dit boek zo kostbaar geworden. De briefschrijvers hebben – eindelijk? – een breder platform om zich te uiten. De daad zelf en de schrijvers krijgen erkenning. De lezers verdienen herkenning. En het helpt ons allemaal in onze verdere verkenning. In het omgaan met onze medemens.